maandag 12 juli 2010

Voorbij, o en voorgoed voorbij


Afgelopen nacht niet slecht geslapen, ook niet echt goed. Af en toe wakker geworden - zoals gebruikelijk met gedachtes in de trant van "O lekker, het is nog maar half vier, ik heb nog een paar uur", onmiddellijk gevolgd door "Shit, Nederland heeft verloren." Voorheen drong zich in dergelijke situaties als niet te stuiten vervolggedachte op: "Shit, ik heb kanker."
Is het WK toch nog ergens goed voor geweest.

Tussen de voetbal-, noodweer- en Tour-bedrijven door ook nog af en toe wat gelezen. De VPRO-gids blikt in een bijlage vooruit op Zomergasten en citeert Paul Verhoeven:

Mijn grote verdriet is dat alles te gronde gaat. Dat het eigenlijk allemaal voorbij gaat, dat je iedereen kwijtraakt en uiteindelijk ook jezelf. Er is een gedicht van Bloem met de woorden
"Voorbij, voorbij, o en voorgoed voorbij".
Dat drukt het heel goed uit. De treurnis over wat is geweest en wat niet weer komt. Dat verdriet kende ik al als kind. (...) Ik kan het verdwijnen, en dan met name het verdwijnen van mensen uit mijn leven, niet accepteren. En het wordt alleen maar erger natuurlijk naarmate je zelf ouder wordt.

Ook ik kende dat verdriet al als kind. Wat is het bijhouden van een dagboek anders dan het wanhopig proberen vast te houden van wat voorbij gaat? Waarom liep ik altijd rond met foto- en videocamera?
Zonder pijnstillers zou het bestaan voor mij al een tijdje ondraaglijk zijn, pas echt pijn doet de gedachte dat mijn dierbaren die hel van het verdwijnen van een geliefde moeten doormaken. Daar kan geen Oxycontin of welk opiaat dan ook iets aan verzachten.

Vandaag een week geleden schreef ik een veel optimistischer stemmend verhaal in mijn dagboek:
En zo vervliegen de dagen, volgen ze elkaar op in onontkoombare zekerheid en voorspelbaarheid. Dat gaat zo al miljoenen jaren voort, zeg 20.000 jaar waargenomen en beseft door menselijke waarnemers, dik 63 jaar is ene H. van Dorp er getuige van, maar pas de laatste weken ben ik me ervan bewust dat er geen toekomst (meer) is, dat dag in dag uit het bestaan voortgaat en of ik er wel of niet getuige van ben, niemand die zich daar druk om maakt, behalve het kleine groepje mensen dat mij meer of minder goed kent.
Maar honderd jaar na nu is er niemand meer die weet heeft van mijn, van ons bestaan, tenzij er tegen die tijd nog een nakomeling is die zich gaat verdiepen in stambomen. Groot is de kans ook al niet nu er na mij geen Van Dorp meer zal opstaan, een Van Dorp als nakomeling van Hendrik, zoon van Gerrit Jan, kleinzoon van Aalt.

Lijd ik daaronder?
In het geheel niet.


Uitsmijter
Gerard Burger (1948 - 2010) zegt in Trouw van 10 juli 2010:
Alleen onzekerheid geeft de ruimte die een dialoog mogelijk maakt.

2 opmerkingen:

  1. Kom ik zo maar de naam Aalt tegen. Jij de kleinzoon van.... ik de dochter van. Ik heb mijn stamboom onderzocht en vond een heleboel zonen met de naam Alt en dochters met de naam Aaltje. Mijn vader heette echter Aalt.
    En ja, die gedachte bekruipt mij ook wel eens. Wie weet dat ik over 100 jaar hier geleefd heb. Aan de andere kant, 100 jaar geleden leefden mijn ouders nog. Waren kinderen toen. Ik ken ze nog. 100 jaar is eigenlijk ook weer niet zo lang. Tijd is zo relatief. Terugblikkend is het leven zo vlug gegaan. En toch heeft ieder gezond mens nog het gevoel van het eeuwige leven hebben. En opeens verandert dat. Wil je elke minuut vasthouden en kom je toch ook weer tot de ontdekking wat is die afgelopen week toch vlug gegaan.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Hoi Loeki,

    Ben jij vernoemd naar 1 van je grootouders? Die zal dan toch geen Loeki hebben geheten?
    Ik ben als tweede kind keurig vernoemd naar een van de ouders van mijn moeder, zoals mijn oudere zus (oudste kind) naar een van de ouders van mijn vader is vernoemd en mijn jongere zus weer naar vaders kant (dat werd dus Aaltje). Op de Noord-Veluwe was dit - op straffe van ruzie met de overige familie - voorschrift. Wij zijn van die gewoonte afgestapt.

    Groet, Henk

    BeantwoordenVerwijderen