zaterdag 3 juli 2010

Traplift

Gistermiddag in Amsterdam DE MATCH gezien. Terwijl iedereen (waaronder ik bij vlagen in de tweede helft) ten prooi viel aan opwinding en blijdschap, zat ik bij tijd en wijle ook pijn te lijden. Het was niet zozeer de fysieke pijn die me parten speelde (ook al is het steeds meer afzien als ik na een poosje zitten weer overeind en in beweging probeer te komen) maar veeleer de mentale pijn. Het lukte me maar niet de gedachte uit m'n hoofd te bannen dat er over vier jaar weer een kwartfinale is. Gekluisterd aan het scherm dreinde op de achtergrond onophoudelijk de helaasheid der dingen mee, de hopeloosheid van het menselijk streven. Hoe kunnen mensen zich verliezen in zorgeloos genieten terwijl ze weten dat hun bestaan eindig is? Alles stemt zo oneindig treurig.

Voor janken was het niet het moment, bovendien mocht ik nog weer een keer met de traplift. Anders dan de eerste keer toen het door het trappenhuis bewegen me een opgewonden kleine-jongetjes-gevoel gaf, nam deze keer het toch al zwaar wegende gevoel van treurnis behoorlijk heftige vormen aan.
Onderweg naar huis: iedereen rijdt maar, iedereen doet maar, leeft maar alsof alles vanzelf spreekt, alsof er morgen weer een dag is.

En zowaar, vanmorgen was er weer een dag.

Na een smorend-hete nacht word ik wakker met lood in mijn hele lijf. Hoe krijg ik dat gewicht weer in beweging, dat stoffelijk omhulsel op de been?
Pas tegen 11 uur ben ik eindelijk beneden.
Het antwoordapparaat knippert - Nee alsjeblieft, ik wil niemand spreken! - als ik m'n laptop inschakel zie ik 'u hebt 2 ongelezen mails'. De schrik slaat me om het hart.
'Wat wil iedereen van me? Waarom laten ze me niet met rust?'
Paniek, pure paniek
Als S. vraagt wat er aan de hand is komen de tranen.

Afgelopen donderdag waren we bij de oncoloog. Aardige man, luistert goed. We leggen hem ons voornemen voor contact op te nemen met het Helen Dowling Instituut omdat het ons duidelijk wordt dat we er steeds slechter in slagen bij de dag te leven. Hoe we ook proberen te genieten van het moment en niet vooruit te denken lukt ons dat amper nog. En wie zal zeggen hoe lang we nog te gaan hebben?
De oncoloog vindt het een goed plan.

Een poosje later steekt de anesthesioloog ons een hart onder riem. In het uiterste geval kan er een zenuwblokkade worden aangebracht, 'maar mijnheer Van Dorp, u moet zich wel realiseren dat dat een invasieve behandeling is'.
'Huh, invasief?'
'Ja, het is een ingreep waarbij een buisje in uw wervelkolom wordt ingebracht, met alle risico's van dien, maar er zijn op dit moment nog andere opties hoor.'
Snijden kan altijd nog, de toenemende pijn kan bestreden worden door een kort werkende pijnstiller te nemen zodra mijn voet begint op te spelen. Na twee weken wordt dan bekeken of de standaarddosis die ik nu gebruik wellicht wat moet worden opgehoogd.
En zo gaan we opgemonterd naar huis.

Waar is dat opgemonterde gevoel van twee dagen geleden gebleven?

1 opmerking:

  1. Hoi Henk,
    Misschien moet je even niet naar dat opgemonterde gevoel zoeken maar opnieuw even goed tot je door laten dringen hoe kl... het leven af en toe en in jouw geval blijvend, is. De puntjes omdat ik niet weet of het woord op een "e" of een "n" eindigt, en een foute spelling staat zo dom als je Nederlands gestudeerd hebt. Het woord mag van mij met hoofdletters voluit geschreven worden.
    Het is net als met ademen, de inademing kan pas beginnen als de uitademing is gebeurd. Dus je kunt weer een beetje genieten in het heden toestaan als je het verdriet en onmacht over gisteren er weer eens helemaal uitgegooid hebt.
    Ik wens je alle sterkte daarbij.

    BeantwoordenVerwijderen