Moeilijk, moeilijk, moeilijk.
’s Nachts wakker worden na een poosje in dezelfde houding te hebben gelegen is geen pretje. Alles doet dan pijn, me omdraaien is een opgave waarvoor ik eerst moed moet verzamelen. Ondertussen dwarrelen er onophoudelijk beginzinnen voor een nieuwe weblog-bijdrage door m'n hoofd.
Na een beroerde nacht waarin ik vanaf 2 uur om de haverklap wakker werd (was het m'n slapende linkerbeen? de warmte? de al een paar dagen zeurende keelpijn?), bleef ik de hele dag in een op en top droevige stemming.
Het moest er natuurlijk een keer van komen, het besef dat het over
mij gaat als de oncoloog zegt "U bent ongeneeslijk ziek", dat
ìk het ben die kanker heeft, die de ontreddering de baas moet trachten te worden, de pijn van het naderende afscheid een plaats moet zien te geven. Dan heb ik, geluksvogel, nog het uitzicht op een over niet al te lange tijd afgelopen zijn van de ellende, S. moet het dan alleen zien te rooien. Elkaar op de been helpen zoals vanmiddag is dan niet meer mogelijk.
Janken meneertje, hartverscheurend verdriet.
Op zo'n moment blijft er bitter weinig over van al onze fraaie voornemens niet ver vooruit te kijken, bij de dag te leven, te genieten van wat we hebben en niet te klagen over wat er allemaal niet meer kan.

"Wat zie je er goed uit!" vindt de bezoeker die me een poosje niet heeft gezien, "Wat klinkt je stem levenskrachtig" zegt de kennis die telefonisch contact met me zoekt. Allemaal schijn, buitenkant, de werkelijkheid is dat de morfinetabletten die eerst zo'n 12 uur de pijn wisten te onderdrukken, er nu na een uur of 9 de brui aan geven, dat wil zeggen dat de tumor in mijn bekken doorgroeit en dat daardoor de zenuwen naar mijn benen steeds verder in de verdrukking komen. Nu kan ik me met behulp van twee krukken nog redelijk voortbewegen, maar wat als ook mijn rechterbeen het gaat begeven?
"Gaat het wel goed met je?", die vraag werd me de afgelopen dagen geregeld gesteld omdat ik op deze plaats nu al ruim een week niets meer van me heb laten horen.
"Is geen bericht goed bericht, of toch niet?"
De bovenstaande alinea lezend zou je kunnen concluderen dat het ontbreken van nieuwe teksten te maken heeft met mijn voortgaande aftakeling. Misschien is dat wel zo, gebruik ik de toenemende lichamelijke ongemakken als excuus. Wat ook niet bevorderlijk was voor mijn schrijfactiviteiten was
a. het in het ongerede raken van mijn laptop; het koste me twee dagen om de apparatuur weer in het gerede te krijgen,
b. het WK-voetbal slokt veel van mijn kostbare tijd op, ook al volg ik de meeste wedstrijden met niet meer dan een half oog (en dat is achteraf gezien vaak nog te veel eer voor sommige teams. Wat Brazilië en Portugal vanmiddag lieten zien vind ik een belediging voor de kijker. Nee, dan kwam Nederland gisteren tegen Kameroen heel wat beter voor de dag).
Ja, en dan de verwarrende en tegenstrijdige gedachten die bezoek bij me blijven losmaken...
(Klik op de strip voor een vergroting)

Toen ik nog blaakte van gezondheid was ik niet erg actief in het onderhouden van sociale contacten. In 9 van de 10 gevallen waren bezoeken van vrienden en bekenden het resultaat van inspanningen van mijn geliefde. Zelf liep ik daarin niet voorop, op overmatig sociaal verkeer kon je mij niet gauw betrappen. Liever zat ik in mijn eentje op zolder, gebogen over het toetsenbord, de meest mooie teksten te concipiëren of urenlang te zwoegen aan een prachtige familievideo. Nu, nu ik ziek ben, doen er voortdurend mensen een beroep op me, willen me spreken, langskomen. "Ja fijn" zeg ik soms, heb ik behoefte aan contact, wil ik vrienden zien en spreken, maar in veel gevallen zit ik er helemaal niet op te wachten, heb ik mijn handen vol aan mezelf en mijn naasten, kost het me moeite over koetjes en kalfjes te keuvelen en belangstelling te veinzen voor zaken waar ik - toen ik gezond was - niet snel mijn tijd mee zou vullen.
Moeilijk, moeilijk, moeilijk.