dinsdag 23 februari 2010

Dagboek 12 - 13 januari 2010

dinsdag 12 januari 2010 0801

Toen ik in oktober in het Diak in Zeist lag was ik de bevoorrechte persoon. Twee mensen met uitzaaiingen in het neurologisch systeem, één met vage epileptische verschijnselen, en ik met ‘alleen maar een hernia’.
't Valt niet mee wakker te worden op een zaal met twee personen die een geslaagde herniaoperatie achter de rug hebben en één die wacht op een plaats in de revalidatiekliniek.

Beroerde nacht, veel wakker met de mantra 'een mottig sacrum' in m'n hoofd. Soms verdrietig en me erover verbazend dat ik het niet zo erg vind om dood te gaan. Mooi leven gehad, veel liefde ontvangen, mijn dochters kunnen zichzelf redden, S. is sterk, redt het ook wel zonder mij met haar intense vriendschappen, maar ik zou er nog zo godsliederlijk graag lang getuige van willen zijn.
Mijn intuïtie geeft me in dat de tumor zich verknoopt heeft met de zenuwen in het bekken. Ik zie niet wat hier aan te ontknopen valt: bestralen? chemotherapie? al die moeilijke keuzes waar mijn zus vorige zomer voor stond?

Nu eerst maar weer een potje huilen, hoewel, dit schrijven geeft ook wel wat lucht.

1030 uur

De kanker heeft drie mogelijke bronnen: longen, prostaat, huid. Wie van de drie gaan ze vandaag uitzoeken.
Ik bereid me erop voor dat het een heel harde boodschap wordt.
En dan komt er een sms'je van S.: Lieverd, ik stap nu in de auto en kom je naar je toe en de tranen biggelen me over de wangen.

Alles wil ik noteren, alles vastleggen, voor mezelf in de eerste plaats, maar ook voor anderen, de kinderen vooral, maar waartoe? Is het om te tonen wie ik ben? Maar dat weten ze zo onderhand wel, volwassen wijze meiden als ze zijn. Is het dan om schriftelijk te bewijzen hoeveel ik van ze houd omdat ik daar fysiek niet zo makkelijk en vanzelfsprekend uiting aan weet te geven?


woensdag 13 januari 2010 0412 uur

Een slaappil heeft me ongeveer 2 uur in onbewustzijn ondergedompeld. Toen werd ik wakker met behoorlijke pijn in mijn enkel. 'Laat ik maar even gaan plassen nu ik toch wakker ben' en als een mokerslag komt de gedachte neer 'Ik heb kanker, ik ga binnenkort dood. Nee, nu geen tranen, fok je niet op!'
Ik val weer in slaap en tegen 4 uur wordt de pijn zo erg dat ik om een Oxynorm vraag, en ten tweede male slaat de angst me om het hart: wat zal er nog allemaal volgen? Net als mijn zus strompel ik met een slepend linkerbeen dat niet wil, en dat naar ik aanneem ook nooit meer zal willen. Godverdomme, een paar maanden geleden rende ik over de Zaanse Dam en de Catharijnesingel en now it's over, all over.
Ik verlang hartstochtelijk naar S. die nu wellicht ook ligt te draaien en te huilen in bed. Ik houd zo vreselijk veel van haar, heb zo met haar te doen, zoals zij met mij. Ze kwam afgelopen ochtend met 27 Liefdesliedjes, Judith Herzbergs bewerking van het Hooglied. Nummer 24 had ze speciaal aangekruist:

Als je zoveel om iemand gaf.

Je zoenen zijn zoeter dan
zoeter dan honing en ik vind je
mooier en liever, liever
en aardiger nog dan de koning.
We gaan samen liggen
een eind hier vandaan.



Nu maar weer proberen te slapen en de moed verdomme niet nu al, op dag 2 van de rest van mijn leven, laten zakken.

Maar die nachten, o, die eenzame nachten.

Houd me dicht tegen je aan
als een band om je arm
als een hanger op je hart
want sterk als de dood
is de liefde.



Ik zie het al helemaal voor me, de uitvaartdienst gelardeerd met deze teksten. O, wat zal dat mooi en verdrietig zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten