dinsdag 23 februari 2010

Dagboek 17 juni 2009

1632, buiten in de tuin

Wat zou ik gaan doen als ik zojuist had gehoord “Mijnheer van Dorp, u wist dat u longkanker hebt, vandaag moet ik u meedelen dat er ook elders verdachte puntjes zijn gezien. U moet er ernstig rekening mee houden dat we u niet verder kunnen behandelen. Als die verdachte plekken inderdaad uitzaaiingen zijn – nader onderzoek moet dat nog uitwijzen – dan zou het wel eens binnen een half jaar afgelopen kunnen zijn”?
Mijn jongste zus kreeg vanochtend woorden van bovenstaande strekking te horen, Saar en ik gingen daarop wat in de tuin rommelen, grasmaaien, van die dingen.
Morgen krijgt mijn zwager te horen wat de uitkomsten zijn van het onderzoek naar uitzaaiingen dat hij vorige week onderging.
Zou ik de derde kankerpatiënt in de familie zijn? Normaal gesproken zou ik de vage pijn die ik nu ongeveer een week lang heel laag onder in mijn rug voel als ‘dat gaat wel weer over’ hebben betiteld. Nu denk ik er serieus over volgende week toch maar naar de huisarts te gaan als het wat zeurende gevoel dan nog steeds voortduurt.

Gisteren fietste ik een zware maar mooie 128 kilometer door de Ardennen, samen met andere KNMI’ers. Start en finish de Auberge de Jeunesses in Tilf. Ik verkeerde in onzekerheid over de vraag hoe me zo’n lange rit met veel zware Ardennenklimmen zou afgaan. Dat bleek best te gaan. Weliswaar is mijn klimcapaciteit in vergelijking met al die jonge(re) KNMI’ers niet top (maar ook niet slecht), maar waar bij velen na 80, 90 km de snee er een beetje af raakt, kwam ik toen pas goed op dreef. Dus: wat kanker? Ik voel me sterk, niet goed, verlies geen gewicht en haal me allerlei muizenissen in m’n hoofd die wellicht nergens op gebaseerd zijn.
Maar waar komt dat zeurende gevoel dan vandaan? Een vage pijn die ik situeer ergens bij de onderste rugspier/boven in de linkerbil. Als het allen een spier was zou dat toch minder moeten worden? Als het een ontsteking was zou ik daar andere verschijnselen bij moeten krijgen.

Terugkijkend op de laatste jaren van ons gezin kan ik slechts constateren dat het ons zeer wel is gegaan. Twee prachtige dochters, twee kleinzoons, heel ‘acceptabele’ schoonzoons (sorry meiden, het beste is niet goed genoeg voor jullie!) met wie we in mei een geweldige week op Texel beleefden. Verder allemaal een baan, een dak boven een ieders hoofd, wij een goed inkomen, man wat een voorspoed. Ooit komt daar natuurlijk een eind aan. Zou dat dezer dagen dan eindelijk het geval zijn?
Reden te meer om in het moment te blijven, in het nu, zonder te verwijlen bij het verleden, en zeker niet vooruit te kijken naar een ongewisse toekomst.
Maar verdrietig is het natuurlijk allemaal wel, allereerst voor mijn zus – god, wat heb ik met haar te doen, maar meer dan mijn liefde en respect en waardering uitspreken kan ik niet – en haar kinderen.
Ja, zo gaan dingen, zo gaat het in het leven, ik weet het, kom er ook niet tegen in opstand en voel een soort vrede met het bestaan die moeilijk te rijmen valt met de huidige omstandigheden – omdat het relatief nog steeds ver weg is? Omdat Saar, Christel, Hinke of de kleinzoons niet in het geding zijn?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten